Natuurlijk had ik als Bachfanaat al vroeg kennis gemaakt met de muziek van de Hohe Messe. De doorwrochtheid, rijke instrumentatie, afwisseling in stijlen en de lengte maakten een enorme indruk op mij. Ik luisterde vaak naar de uitvoering van Karl Richter en kende de muziek daardoor goed. Iets heel anders dan het kennen van de muziek is het kennis nemen van de noten; de partituur. Die mogelijkheid deed zich onverwacht voor toen ik samen met flat- en studievriend B. Heidelberg bezocht. Wij waren in de zomer van 1981 wildkampeerders in het Odenwald, bezochten Heidelberg en ik liep daar tegen een bladmuziekwinkel aan. Daar moet je natuurlijk altijd naar binnen gaan. Daar en toen heb ik de partituur van Bachs Hohe Messe gekocht.
Ik weet nog goed dat ik aan het einde van de dag, gezeten voor ons piramidetentje op het vlakke stukje gras bij een zendmast aan een bosrand de noten begon te lezen. En nog beter herinner ik mij de spirituele én ontnuchterende ervaring die ik tegelijk ervoer. Ja, inderdaad, dát was het thema van het Kyrië, en zó begon het Gloria. In de stilte van de natuur hoorde ik in mijn hoofd de muziek. En gelijktijdig was er een gevoel van teleurstelling, van ontheiliging: al dat geweldig grootse, al die muziek was gewoon te vangen in een handvol muzieknoten, genoteerd en vastgelegd. Dat dubbele gevoel ben ik nooit meer kwijtgeraakt; als ik voor het eerst de noten lees van een stuk, waarvan ik de muziek al ken, lijkt er iets te verdwijnen van de magie van de muziek zelf. En dat begon in 1981 met de partituur van de Hohe Messe.